Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN7239

Datum uitspraak2003-10-30
Datum gepubliceerd2003-11-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200306140/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 28 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college) verzoeker onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven om vóór 15 december 2002 cafetaria [naam] in Lepelstraat af te breken en te verwijderen.


Uitspraak

200306140/2. Datum uitspraak: 30 oktober 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoeker], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda van 29 augustus 2003 in het geding tussen: verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom. 1. Procesverloop Bij besluit van 28 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college) verzoeker onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven om vóór 15 december 2002 cafetaria [naam] in Lepelstraat af te breken en te verwijderen. Bij besluit van 1 april 2003 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met dien verstande dat de begunstigingstermijn is gesteld op 6 maanden na verzending van dit besluit. Bij uitspraak van 29 augustus 2003, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 12 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 15 september 2003, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 oktober 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. M.J. Smaling, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.J. van Loon en mr. A.J.W.P. Rampaart-Verbeek, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat verzoeker niet mocht worden aangeschreven, zoals het college heeft gedaan. 2.2. Gelet hierop, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en dient het verzoek daartoe te worden afgewezen. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk w.g. Molenaar Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2003 369.